Watervogel zijn…bouwen, coördineren en in de nesten zitten vanwege de kinderen…. (column Irene Campfens Heemstede)

Foto: Charles Duijff

Het is onmiskenbaar lente wanneer ik gewekt word door gesnater in de gracht. Het begint meestal rond een uur of vijf in de vroege morgen, en stopt pas rond Koffietijd. Terwijl Loretta Schrijver haar kinderlijke presentatiekunstjes keer op keert herhaalt, doen de eenden verwoede pogingen om tot een succesvolle leg te komen. Het gaat op televisie over de overgang, trage schildklieren en koken met spruitgroenten. Watervogels hebben heel andere zaken aan hun hoofd.

Het is best lastig om een nest te bouwen met troep. Anders dan in de wilde natuur dobbert in de watertjes van onze woonwijk maar weinig geschikt materiaal. Een lekke voetbal, de resten van een tuinfeest met partytent, een kromme roeispaan, piepschuim, een stuk spaanplaat, plastic tasjes. Geluksvogels vinden zo nu en dan mooie takken, die veelal van de gesnoeide tuinbomen en struiken afkomen. En bladeren. De bladblazers en elektrische zagen brullen hier dagelijks… In en langs het water rommelt het lekker door. Nestjes worden gebouwd, kleintjes geboren. Na weken van oeverloos kwaken en snateren volgt de wat vermoeiende periode van non-stop gepiep. Jonge watervogels klinken alsof zij in een continue staat van paniek verkeren. Er kan geen kont gekeerd worden of er is reden tot klagen. Deze periode duurt overigens niet lang: na een paar dagen is de helft van de leg al gegrepen door een waterrat, reiger (jazeker) of buitenkat (die van u wellicht).Dit alles wordt nauwlettend gadegeslagen door de meeuwen op het dak van ons appartementencomplex. Want daar leven deze brutalen maar wat graag. Gelukkig wonen wij niet op de hoogste verdieping van het pand. Toch valt het gekrijs moeilijk te missen. Wanneer de slordige buurman – altijd haast – weer eens ‘vergeet’ zijn vuilnis in de container te deponeren en alles er pontificaal naast zet, verklaart de oppermeeuw het buffet voor geopend. En bedankt, buurman.En dan zijn er de kauwen. Ik vind ze prachtig; ze hebben iets mystieks. Het nieuwsgierige, en toch minder onbeleefde zoals dat van de meeuw, waardeer ik. Twee jaar geleden viel er een onnozel exemplaar van het dak en belandde op de stoep, pal voor onze hoofdingang. Ondanks zijn ellende hopte hij op mijn schouder en liet zich de aandacht welgevallen. Na een telefoontje naar het Vogelhospitaal werd het diertje opgehaald. Soms heb ik het gevoel dat hij me daarvoor af en toe nog komt bedanken. Ik hoor hem dan luidkeels tokkelen vanuit het boompje voor de deur.

Maar nu zijn die eenden aan de beurt. Ze zijn niet te houden. De warmte is in aantocht; het moet gebeuren. Over een paar dagen hoop ik de eerste gele jonkies in het water te spotten. Daar tussendoor misschien wat van die afzichtelijke jongen – wat gebeurt daar in vredesnaam aan die hoofdjes – van de meerkoet. Die gillen overigens het hardst van allemaal. Ik luister soms in bed naar het jaarlijkse waterfestijn, hel en hemel tegelijk, van de gesnavelden. Het stemt me rustig. Want ondanks al het beton en plastic weten vogels zich ieder jaar weer perfect te nestelen. Inventief, dapper, volhardend. Daar kunnen wij nog wat van leren. ‘NATUURLIJK’ hartelijk dank voor je mooie column weer Irene !!

Cookieinstellingen