Sociale vaardigheden: Een tas als medepassagier..ziet u dat ‘zitten’?

Foto: NS

Mijn teerbeminde kwam onlangs in opgewonden toestand thuis. Na de zoveelste treinreis waarbij hij zich geconfronteerd zag met de tassenmaffia, was voor hem de maat vol. Nou ja, even dan. De volgende dag voltrok zich hetzelfde riedeltje namelijk gewoon weer. Terwijl we massaal opgaan in alle sociale media, dringen we steeds vaker voor in de rij en vinden we het maken van een praatje zo langzamerhand gewoonweg raar.

Wat hem overkwam, gebeurt mij ook dagelijks. Ik loop de treincoupé in en zie vijf vrije zitplekken. Binnen een paar seconden scan ik dit ogenschijnlijke voordeel op achterliggende (nadelige) oorzaken: ligt er soms iets smerigs op de stoel, past daar niemand tussen en kunnen zoveel mensen niet tegen achteruitzitten in de trein? Het antwoord op deze vragen dient zich altijd snel aan. Er staat ‘gewoon’ een tas op die vrije zitplaats. Zo’n bezette plek veroveren vergt moed. Na een hoop verontwaardigde blikken, zuchten en soms zelfs brutaal negeerwerk, vlijt ik mij – standvastig als ik ben – wat ongemakkelijk neer. Bijna schuldig voel ik mij dan, alsof ik mensen om iets hoogst ongebruikelijks heb gevraagd. Het is misschien ook een verregaande verwachting dat tassen op de grond worden neergezet, want hé: de vloer is smerig. Bovendien zit het zo ongelooflijk onhandig met een tas tussen je voeten. Je kunt medereizigers maar beter laten staan.

Ogen rollen, blikken doden. Naast en schuin tegenover mij gebaren anderen driftig hoe ongepast het is dat ik tussen hen in ben komen zitten. Het gesprek ging immers over zaken die niemand anders wat aangaan. Zaken als “die dramatisch lelijke collega”, “de kneus uit 4B”, “de kansloze presentatie van de baas” of “die stinkdame met haar pakjes zakdoeken en zielige briefjes”. Als blijkt dat ik en alle anderen hun gesprek – tegen wil en dank in – luid en duidelijk horen, wordt er overgegaan tot de privacy van mobiele telefoons. “Ik app je wel even”. Zulke hartelijkheid ervaar ik ook weleens in de supermarkt. Ik loop dan richting kassa met een mandje waarin zo’n zeven artikelen liggen. Achter mij voel ik de spanning oplopen. Er probeert iemand haastig boodschappen te doen. Niet om efficiënt te zijn; nee, om éérder aan de beurt te zijn. Om de noodzaak van dit onsympathieke gedrag – waarom? – kracht bij te zetten, is het niet ongewoon hierbij de telefoon in te zetten. Het thuisfront belt: de puberzoon wil weten waar de chips ligt, vrouwlief geeft nog een laatste bestelling door, dochter eet niet thuis. Of het saldo van de gezamenlijke rekening wordt gecheckt. Het moet allemaal gebeuren en snel. Dat moet ik toch begrijpen.

In wachtruimtes van dokters of anderszins is het niet anders. Daar waar vroeger verhalen werden gedeeld over het gure weer waar we doorheen waren gekomen om naar onze ingegroeide teennagel te laten kijken, wordt tegenwoordig gezwegen. Zelfs de tijdschriften blijven ongelezen in de lectuurbak liggen. En als er geen televisiescherm met van die ‘net niet’ reclames is om naar te staren, zitten we op onze mobiele telefoon. We checken Facebook, het weer voor morgen en lekkere recepten voor komend weekend. En als we dan toch op internet zitten, zoeken we meteen de remedie voor ingegroeide teennagels op. Dat scheelt de dokter weer werk.

U voelt mijn sarcasme hopelijk aan. Mobiele telefoons zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving en dat is niet erg. Sterker nog: ik maak zelf graag en veel gebruik van mijn mobiele telefoon en talrijke apps. Dat moet kunnen. Wat bij mij wringt is dat we steeds meer lijken weg te duiken in de digitale wereld en echt contact hierdoor lastiger en spannender is dan ooit, zo lijkt het. Een praatje maken met degene tegenover je, het doorstaan van wachttijd bij de kassa, gewoon eens om je heen kijken en je tas op de grond zetten. Zonder navelstreng op pad gaan. Ik mis dat. U ook?

Cookieinstellingen